ECLI:NL:CRVB:2019:57
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na hartinfarct en psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van ziekengeld aan appellant, die zich ziek had gemeld na een hartinfarct en psychische klachten. Appellant, die voorheen als lader en losser werkte, had zich op 5 augustus 2014 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Echter, na een beoordeling in 2015 concludeerde het Uwv dat appellant per 5 september 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen in andere functies.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was en dat de klachten van appellant adequaat waren meegewogen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij medisch niet in staat was om de maatgevende arbeid te verrichten. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hogerberoepsgronden van appellant in wezen een herhaling waren van de eerder ingediende gronden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.