ECLI:NL:CRVB:2019:536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor niet vergoede kosten van gehoorapparaten
Op 5 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De appellant had op 15 juni 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van gehoorapparaten die niet door de ziektekostenverzekeraar werden vergoed. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op 29 juni 2016 en deze afwijzing gehandhaafd bij een besluit op 7 september 2016. De afwijzing was gebaseerd op twee gronden: ten eerste dat de Zorgverzekeringswet een toereikende voorziening biedt, en ten tweede dat de appellant de nota van de leverancier al had betaald op het moment van de aanvraag.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant niet betwist dat hij op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW) geen recht heeft op bijzondere bijstand. Hij voerde echter aan dat er zeer dringende redenen waren om hem toch bijstand te verlenen, omdat hij zonder functionerende gehoorapparaten niet kan functioneren en dit zijn dagelijks leven ernstig hindert. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodsituatie die alleen door bijstand kon worden verholpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was.
De uitspraak benadrukt dat voor het verlenen van bijzondere bijstand op grond van artikel 16, eerste lid, van de PW, er sprake moet zijn van zeer dringende redenen, wat in dit geval niet is aangetoond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.