ECLI:NL:CRVB:2019:536

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
17-4114 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor niet vergoede kosten van gehoorapparaten

Op 5 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De appellant had op 15 juni 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van gehoorapparaten die niet door de ziektekostenverzekeraar werden vergoed. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op 29 juni 2016 en deze afwijzing gehandhaafd bij een besluit op 7 september 2016. De afwijzing was gebaseerd op twee gronden: ten eerste dat de Zorgverzekeringswet een toereikende voorziening biedt, en ten tweede dat de appellant de nota van de leverancier al had betaald op het moment van de aanvraag.

De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant niet betwist dat hij op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW) geen recht heeft op bijzondere bijstand. Hij voerde echter aan dat er zeer dringende redenen waren om hem toch bijstand te verlenen, omdat hij zonder functionerende gehoorapparaten niet kan functioneren en dit zijn dagelijks leven ernstig hindert. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodsituatie die alleen door bijstand kon worden verholpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was.

De uitspraak benadrukt dat voor het verlenen van bijzondere bijstand op grond van artikel 16, eerste lid, van de PW, er sprake moet zijn van zeer dringende redenen, wat in dit geval niet is aangetoond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

17.4114 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2017, 16/4743 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
Datum uitspraak: 5 februari 2019
Zitting heeft: J.J.A. Kooijman
Griffier: V.Y. van Almelo
Appellant is niet ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. E.H. Siemeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 15 juni 2016 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de niet door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten van gehoorapparaten. Het college heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 29 juni 2016 en die afwijzing gehandhaafd bij besluit van 7 september 2016 (bestreden besluit). Het college heeft twee redenen gegeven voor de afwijzing. De eerste afwijzingsgrond is dat voor de kosten van gehoorapparaten de Zorgverzekeringswet een toereikende en passende voorliggende voorziening is en appellant daarom op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW) geen recht op bijstand heeft. De tweede afwijzingsgrond is dat appellant, toen hij de aanvraag indiende, de nota van de leverancier van de gehoorapparaten al lang had betaald.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep niet bestreden dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor de niet door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten van gehoorapparaten. Appellant heeft aangevoerd dat hem niettemin toch bijzondere bijstand moet worden verleend vanwege zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW. Hij heeft gesteld dat hij is verstoken van functionerende gehoorapparaten en dat dit hem zeer hindert in het dagelijks bestaan. Zonder gehoorapparaten kan hij niet functioneren en is hij in feite gehandicapt. Verder heeft appellant gesteld dat de [naam woonvorm], de woonvorm waar hij woonachtig is, heeft laten weten dat de situatie voor hem onhoudbaar is.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16,
eerste lid, van de PW kan enkel sprake zijn bij een acute noodsituatie, waarbij de behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze dan door het verlenen van bijstand zijn te verhelpen. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) is daarvan sprake als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich een dergelijke situatie voordoet. Hij heeft zijn stellingen op geen enkele wijze onderbouwd.
Het voorgaande betekent dat het college de aanvraag van appellant terecht op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW heeft afgewezen. Wat appellant heeft aangevoerd tegen de tweede afwijzingsgrond behoeft daarom geen bespreking.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) J.J.A. Kooijman
md