ECLI:NL:CRVB:2010:BN7801

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-914 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van de IB-Groep. Het hoger beroep is ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J. van Velzen, tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 31 december 2009. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 februari 2009 ongegrond verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De Centrale Raad oordeelt dat appellant niet tijdig op de hoogte is geraakt van het besluit van 2 augustus 2008, omdat hij zijn adreswijziging niet aan de Minister heeft doorgegeven. Hierdoor is de termijn voor het indienen van bezwaar overschreden en is deze overschrijding niet verschoonbaar. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de gevolgen van de termijnoverschrijding voor rekening van appellant komen.

De uitspraak is gedaan op 10 september 2010, na een zitting op 16 juli 2010, waar zowel appellant als de Minister vertegenwoordigd waren. De Raad heeft overwogen dat de verzending van het besluit van 2 augustus 2008 aannemelijk is, en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij de Minister op de hoogte heeft gebracht van zijn nieuwe adres. De Raad volgt de argumenten van appellant niet en concludeert dat het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt. De Raad bevestigt dat de overschrijding van de bezwarentermijn niet verschoonbaar is en dat appellant zelf verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn nalatigheid.

Uitspraak

10/914 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 31 december 2009, 09/1022 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 10 september 2010
I. PROCESVERLOOP
In dit geding is een uitspraak aan de orde over een besluit dat is genomen door de IB-Groep. Op 1 januari 2010 is de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs in werking getreden. Als gevolg hiervan is de IB-Groep opgehouden te bestaan. Ingevolge artikel XXI, eerste lid, van de wet treedt in dit geding de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) in de plaats van de IB-Groep. In deze uitspraak wordt onder de Minister tevens verstaan de IB-Groep.
Namens appellant heeft mr. R.J. van Velzen, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgedaan door mr. Van Velzen. De Minister was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de Minister bij besluit van 18 februari 2009 terecht het bezwaar van appellant gericht tegen het bericht van 8 november 2008 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft het door appellant tegen het besluit van 18 februari 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat de Minister het bezwaar van appellant gericht tegen het bericht van 8 november 2008 terecht gericht heeft geacht tegen een besluit van 2 augustus 2008. De in het bezwaarschrift opgenomen gronden hebben geen betrekking op hetgeen bij bericht van 8 november 2008 is beslist, doch zien op hetgeen bij besluit van 2 augustus 2008 is beslist.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat niet tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit van 2 augustus 2008 en dat de overschrijding van de termijn waarbinnen bezwaar dient te worden gemaakt niet verschoonbaar is.
2. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank gekeerd. Appellant heeft gesteld dat zijn bezwaar zich weliswaar richt tegen het besluit van 2 augustus 2008, maar dat hij dat besluit niet heeft ontvangen. Eerst naar aanleiding van het bericht van de Minister van 8 november 2008 is appellant van het bestaan van een schuld en het besluit van 2 augustus 2008 ter zake op de hoogte geraakt.
Appellant heeft aangevoerd dat het besluit van 2 augustus 2008 - gericht aan zijn oude woonadres - niet op de voorgeschreven wijze kenbaar is gemaakt en mitsdien niet in werking is getreden. Appellant heeft gesteld de Minister op de hoogte te hebben gebracht van zijn nieuwe adres. Daarenboven heeft appellant naar voren gebracht dat het doorgeven van een adreswijziging niet noodzakelijk is, daar op de website van de Minister is vermeld dat wijzigingen doorgevoerd in de gemeentelijke basisadministratie aan de Minister worden doorgegeven.
Van een overschrijding van de bezwarentermijn is naar zijn opvatting mitsdien geen sprake. Ook al zou wel van een termijnoverschrijding sprake zijn, dan is naar de opvatting van appellant in de vorengeschetste situatie zo’n termijnoverschrijding in ieder geval verschoonbaar.
3.1. De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt. De Raad acht de verzending van het besluit van 2 augustus 2008 aannemelijk nu op het besluit door de Minister een stempel is geplaatst waaruit volgt dat het besluit als zijnde onbestelbaar retour is ontvangen.
De Raad acht het standpunt van appellant dat hij de Minister van zijn verhuizing op de hoogte heeft gebracht niet aannemelijk. Appellant heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hij een adreswijziging heeft doorgegeven. Daarbij komt dat appellant nimmer heeft gereageerd op het uitblijven van een bericht ter bevestiging van een doorgegeven adreswijziging en evenmin heeft gereageerd op andere berichten van de Minister waaruit volgt dat zijn adres niet is gewijzigd.
Het standpunt van appellant dat hij zijn adreswijziging niet door hoefde te geven volgt de Raad niet. De website waarnaar appellant heeft verwezen ziet niet op een situatie als hier in geding.
Het besluit is mitsdien gezonden naar het adres dat appellant bij de Minister heeft opgegeven. Het besluit is hiermede bekend gemaakt als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat het besluit appellant niet heeft bereikt doet hieraan onder de vorengeschetste omstandigheden niet af.
De Raad volgt dan ook het door de rechtbank ter zake gegeven oordeel.
3.2. Nu het besluit van 2 augustus 2008 ook op die datum bekend is gemaakt, heeft appellant niet tijdig bezwaar gemaakt. Van verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Dat appellant niet tijdig op de hoogte is geraakt van het besluit van 2 augustus 2008 is het gevolg van de omstandigheid dat appellant niet aan zijn verplichting heeft voldaan de Minister van zijn nieuwe adres op de hoogte te brengen. De gevolgen hiervan komen voor zijn risico en rekening.
De Raad volgt dan ook op dit punt het door de rechtbank gegeven oordeel.
3.3. Het hoger beroep van appellant treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.4. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
IvR