ECLI:NL:CRVB:2019:508

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
18-524 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde pgb-gelden

Op 29 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2017. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die geen melding heeft gemaakt van ontvangen persoonsgebonden budget (pgb)-gelden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellante herzien over de periode van 1 augustus 2010 tot en met 30 april 2012 en de kosten van bijstand tot een bedrag van € 12.682,90 teruggevorderd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante beschikte over de pgb-gelden die op een gezamenlijke rekening stonden, maar zij had nagelaten deze te melden, wat haar inlichtingenverplichting schond.

In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere uitspraak van de rechtbank zouden kunnen weerleggen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gestelde financiële omstandigheden van appellante geen dringende redenen vormden om van terugvordering af te zien. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en de griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend.

Uitspraak

18/524 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 29 januari 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2017, 17/2452 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: L. Hagendijk
Partijen zijn, met bericht, niet ter zitting verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft de bijstand van appellante herzien over de periode van 1 augustus 2010 tot en met 30 april 2012 en de kosten van bijstand over die periode tot een bedrag van € 12.682,90 teruggevorderd, omdat appellante in die periode op een en/of rekening
pgb-gelden heeft ontvangen en daarvan geen melding heeft gemaakt.
De rechtbank heeft, onder verwijzing naar vaste rechtspraak, uitspraak van 19 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3241, overwogen dat appellante over de tegoeden op de mede op haar naam staande en/of rekening kon beschikken. Appellante is er niet in geslaagd om tegenbewijs te leveren. Dit betekent dat zij ook kan beschikken over de op deze rekening ontvangen pgb-gelden. Van de ontvangst van deze pgb-gelden heeft zij geen melding gemaakt en daarmee heeft zij de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Het college was dan ook verplicht de bijstand te herzien en terug te vorderen. De gestelde financiële omstandigheden zijn geen dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, is een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is hier in haar uitspraak gemotiveerd op ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom dit onjuist of onvolledig zou zijn. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat berust en maakt dit oordeel tot het zijne.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L. Hagendijk (getekend) G.M.G. Hink

IJ