ECLI:NL:CRVB:2019:508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde pgb-gelden
Op 29 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2017. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die geen melding heeft gemaakt van ontvangen persoonsgebonden budget (pgb)-gelden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellante herzien over de periode van 1 augustus 2010 tot en met 30 april 2012 en de kosten van bijstand tot een bedrag van € 12.682,90 teruggevorderd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante beschikte over de pgb-gelden die op een gezamenlijke rekening stonden, maar zij had nagelaten deze te melden, wat haar inlichtingenverplichting schond.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere uitspraak van de rechtbank zouden kunnen weerleggen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gestelde financiële omstandigheden van appellante geen dringende redenen vormden om van terugvordering af te zien. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en de griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend.