ECLI:NL:CRVB:2019:473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faillissementsuitkering wegens overgang van onderneming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die in dienst was bij [bedrijf A], had een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een faillissementsuitkering na de faillietverklaring van [naam B.V.]. De aanvraag werd afgewezen op grond van de stelling dat er sprake was van een overgang van onderneming van [naam B.V.] naar [naam holding 1]. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, waarbij werd gesteld dat de identiteit van de onderneming was behouden en dat de activiteiten van [bedrijf A] zonder onderbreking waren voortgezet door [naam holding 1].
De appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank onjuiste feiten had vastgesteld en dat er geen sprake was van een overgang van onderneming. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat de onderneming op 28 november 2014 was overgegaan naar [naam holding 1]. De Raad bevestigde dat de aanspraken van de appellant op grond van zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf A] waren overgegaan op [naam holding 1].
De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat [naam holding 1] in een toestand van blijvende betalingsonmacht verkeerde, en dat het Uwv terecht de aanvraag om een faillissementsuitkering had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.