ECLI:NL:CRVB:2019:461

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
17/3824 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing nabestaandenuitkering wegens gebrek aan verzekering voor de ANW

Op 7 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De echtgenoot, geboren in 1941, had in Nederland gewerkt en was in 1996 naar Marokko teruggekeerd, waar hij in 2016 overleed. Bij de aanvraag van de uitkering op 25 mei 2016 werd deze afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb), omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard op 17 augustus 2016.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond, met de overweging dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW op het moment van zijn overlijden. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar echtgenoot recht had op een ANW-uitkering omdat hij in Nederland had gewerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was, aangezien hij niet in Nederland woonde of werkte. Het feit dat hij een AOW-pensioen ontving, leidde niet tot de conclusie dat hij verzekerd was voor de ANW.

De Raad concludeerde dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestond, ook niet op basis van de Marokkaanse wetgeving, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier L. Boersma, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.

Uitspraak

17.3824 ANW

Datum uitspraak: 7 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2017, 16/6237 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1941, heeft in Nederland gewerkt en gewoond en is in 1996 teruggekeerd naar Marokko, waar hij [in] 2016 is overleden. Hij ontving toen een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Bij besluit van 25 mei 2016 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 17 augustus 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar echtgenoot in Nederland heeft gewerkt en dat zij om die reden recht heeft op een ANW-uitkering.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In dit geding dient te worden beoordeeld of terecht is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de ANW is verzekerd degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte. Hij was daarom op dat moment niet verzekerd op grond van artikel 13 van de ANW. Het feit dat de echtgenoot in het verleden in Nederland heeft gewerkt, brengt niet mee dat hij op het moment van zijn overlijden verzekerd was. Dat de echtgenoot een pensioen ingevolge de AOW ontving, kan evenmin tot de conclusie leiden dat hij als verzekerde ingevolge de ANW kan worden aangemerkt.
4.4.
Voorts is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van het overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, als bedoeld in artikel 63 en 63a van de ANW.
4.5.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.6.
Uit overweging 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2019.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) L. Boersma
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
md