ECLI:NL:CRVB:2019:4344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in ZW-uitkering aanvraag
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn verzoek om toekenning van een ZW-uitkering per 1 januari 2018 werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 december 2019 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat appellant inmiddels een IVA-uitkering is toegekend met ingang van 1 januari 2017, waardoor het verzoek om een ZW-uitkering geen feitelijke betekenis meer heeft. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, aangezien het resultaat dat hij nastreeft niet meer kan worden bereikt. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat een louter principieel belang onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. De uitspraak van de rechtbank is derhalve bevestigd, en het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard.