ECLI:NL:CRVB:2019:4320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
19/989 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

Op 20 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/989 AOW-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door verzoeker is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 25 juli 2019, waarin het verzoek om herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van verzoeker dat het griffierecht wel tijdig was betaald, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak die stelde dat dit niet het geval was.

Tijdens de zitting op 15 november 2019 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat verzoeker in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen aantonen dat hij niet in verzuim was met betrekking tot de betaling van het griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet bij hen is ontvangen en dat verzoeker zijn bewering over de betaling niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.

Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze procedure. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2019
19/989 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening tegen de uitspraak van de rechtbank de Centrale Raad van Beroep van 16 maart 2017, 15/6618 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht van 25 juli 2019 heeft de Raad het door verzoeker ingestelde verzoek om herziening tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 november 2019. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 25 juli 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 7 april 2019 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft verzoeker nogmaals te kennen gegeven dat hij het griffierecht wel heeft betaald.
De Raad is van oordeel dat verzoeker in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Het griffierecht is niet bij de Raad ontvangen. Verzoeker heeft de betaling van het griffierecht niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) E.D. de Jong
IvR

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), déclare le recours non fondé
Par conséquent, décidée par C.H. Bangma en présence de E.D. de Jong en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20 décembre 2019.