ECLI:NL:CRVB:2019:4320
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak
Op 20 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/989 AOW-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door verzoeker is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 25 juli 2019, waarin het verzoek om herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van verzoeker dat het griffierecht wel tijdig was betaald, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak die stelde dat dit niet het geval was.
Tijdens de zitting op 15 november 2019 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat verzoeker in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen aantonen dat hij niet in verzuim was met betrekking tot de betaling van het griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet bij hen is ontvangen en dat verzoeker zijn bewering over de betaling niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze procedure. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.