Op 16 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6618 AOW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzet aangetekend en aangegeven bereid te zijn het griffierecht binnen een nieuwe termijn te voldoen. Hij verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing geoordeeld dat de appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en bepaalde dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,- door de griffier aan de appellant wordt terugbetaald.
De uitspraak werd gedaan in een enkelvoudige kamer, waarbij de griffier N. Talhaoui aanwezig was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is niemand ter zitting verschenen. De uitspraak is gedateerd op 16 maart 2017 en is een bevestiging van de eerdere beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.