ECLI:NL:CRVB:2019:4310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na herhaalde ziekmelding en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op ziekengeld van appellant, die zich herhaaldelijk ziek had gemeld. Appellant, die eerder ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet, had in 2014 te horen gekregen dat hij geen recht meer had op ziekengeld omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Na een nieuwe ziekmelding in 2016 werd appellant opnieuw beoordeeld door het Uwv, dat concludeerde dat hij per 19 december 2016 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat zijn psychische klachten waren toegenomen. Hij verzocht om een onafhankelijke psychiater, omdat hij vond dat er geen sprake was van 'equality of arms'. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant in staat was om ten minste één van de geselecteerde functies te verrichten, ondanks zijn psychische en lichamelijke klachten. De Raad volgde de argumentatie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de rol van medische beoordelingen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.