Uitspraak
18.1192 PW-PV
BESLISSING
(bestreden besluit), heeft het college het herzieningsverzoek afgewezen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving, had een verzoek ingediend om het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Huizen tot intrekking en terugvordering van bijstand te herzien. Dit besluit was genomen op 12 september 2016, waarbij het college stelde dat de appellant en zijn echtgenote de inlichtingenverplichting hadden geschonden door niet te melden dat hun zoon bij hen inwoonde en dat de appellant gedetineerd was geweest. Hierdoor was er een te hoog bedrag aan bijstand uitbetaald.
Appellant verzocht op 22 december 2016 om herziening van het besluit, maar dit verzoek werd afgewezen door het college. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellant aan dat het college het verzoek om herziening inhoudelijk had beoordeeld, wat volgens hem betekende dat de bestuursrechter het besluit op het herzieningsverzoek als een nieuw besluit moest toetsen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank dit terecht niet had gedaan.
De Raad bevestigde dat het college bevoegd is om een herhaalde aanvraag of verzoek om herziening inhoudelijk te behandelen, maar dat dit niet betekent dat er automatisch sprake is van een heroverweging in volle omvang. De Raad concludeerde dat het college zich terecht had beperkt tot de vraag of er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren, en dat appellant geen nieuwe feiten had aangedragen die het college zouden moeten nopen tot herziening van het oorspronkelijke besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.