Uitspraak
18.3821 ANW
27 juni 2018, 17/7384 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2019.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2018. De rechtbank had geoordeeld dat de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om aan appellante een overlijdens- en nabestaandenuitkering toe te kennen, in rechte stand houdt. Appellante, woonachtig in Duitsland, heeft de aangevallen uitspraak bestreden en betoogd dat de toepassing van de wettelijke regeling in haar geval onbillijk uitpakt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechter op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mag beoordelen. Bovendien mogen wetten in formele zin, zoals de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, niet worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen volgens artikel 120 van de Grondwet. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de wetgever niet in aanmerking heeft genomen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.