ECLI:NL:RBAMS:2018:4473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
AMS 17/7384
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op overlijdensuitkering en nabestaandenpensioen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit Duitsland, en de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 augustus 2017, waarin haar werd meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een overlijdensuitkering en een nabestaandenpensioen na het overlijden van haar echtgenoot. De verweerder stelde dat eiseres op het moment van overlijden van haar echtgenoot niet in gezinsverband met hem leefde, omdat zij duurzaam gescheiden leefden. Eiseres voerde aan dat deze situatie niet gelijkgesteld kan worden aan een echtscheiding, aangezien zij altijd voor haar echtgenoot had gezorgd.

De rechtbank oordeelde dat de mededeling van verweerder over het nabestaandenpensioen wel degelijk een besluit was waartegen eiseres bezwaar kon maken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar oordeelde tegelijkertijd dat eiseres geen recht had op een nabestaandenpensioen, omdat zij op het moment van overlijden van haar echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. De rechtbank bevestigde dat verweerder eiseres terecht als duurzaam gescheiden had aangemerkt, en dat dit beleid niet onredelijk was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het bezwaar van eiseres tegen het niet toekennen van een nabestaandenuitkering niet-ontvankelijk was verklaard, en verklaarde dit bezwaar alsnog ongegrond.

De rechtbank besliste dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden, maar dat eiseres geen recht had op een overlijdensuitkering of nabestaandenpensioen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is hoger beroep mogelijk binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7384

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] (Duitsland), eiseres,

en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 25 augustus 2017 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een overlijdensuitkering omdat zij op de datum van het overlijden van [de persoon] niet met hem in gezinsverband leefde. Ook heeft eiseres volgens verweerder geen recht op een nabestaandenuitkering, omdat zij op de datum van het overlijden van [de persoon] reeds de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het besluit van 12 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de weigering haar een overlijdensuitkering toe te kennen, en niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de mededeling dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek op de zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Op 20 januari 2015 heeft eiseres telefonisch contact gehad met een medewerker van verweerder gesproken. Blijkens de telefoonnotitie die van dit gesprek is gemaakt heeft zij toen gemeld dat [de persoon] (haar echtgenoot) in een verzorgingshuis verblijft. De medewerker van verweerder heeft eiseres meegedeeld dat ze om die reden kan kiezen voor de situatie dat ze duurzaam gescheiden leven. Eiseres heeft gezegd dat zij en [de persoon] als duurzaam gescheiden levend kunnen worden aangemerkt. Bij besluit van 17 februari 2015 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf februari 2015 meer AOW-pensioen krijgt, omdat zij duurzaam gescheiden leeft van [de persoon] . Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
2. [de persoon] is op [datum] 2017 overleden. Bij brief van 14 juli 2017 heeft eiseres verweerder onder andere gevraagd of zij in aanmerking komt voor een overlijdensuitkering. Verder heeft eiseres geschreven dat zij het onbegrijpelijk vindt dat zij geen nabestaandenpensioen krijgt.
3. Verweerder heeft eiseres vervolgens met het besluit van 25 augustus 2017 meegedeeld dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een overlijdensuitkering omdat zij op de datum van het overlijden van [de persoon] niet met hem in gezinsverband leefde. Voor de AOW wordt zij als ongehuwd aangemerkt omdat zij duurzaam gescheiden leefde van [de persoon] . Ook heeft eiseres volgens verweerder geen recht op een nabestaandenuitkering, omdat zij op de datum van zijn overlijden reeds de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt.
4. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de weigering haar een overlijdensuitkering toe te kennen, en niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de mededeling dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering.
Standpunten partijen
6. Eiseres voert aan dat verweerder haar en [de persoon] ten onrechte heeft aangemerkt als duurzaam gescheiden levend. Zij heeft altijd voor [de persoon] gezorgd. Volgens eiseres kan gescheiden wonen als dat wordt veroorzaakt door ziekte, niet worden gelijkgesteld aan een echtscheiding. Eiseres vraagt haar een overlijdensuitkering en een nabestaandenuitkering toe te kennen. Eventueel wil zij afzien van haar AOW-pensioen.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op een overlijdensuitkering, omdat zij en [de persoon] op het moment van zijn overlijden duurzaam gescheiden leefden. Het besluit waarin verweerder eiseres heeft meegedeeld dat zij duurzaam gescheiden leefde van [de persoon] (het besluit van 17 februari 2015), staat onherroepelijk vast. Daarom is eiseres voor de AOW als ongehuwde aangemerkt. Om die reden is haar bezwaar op dit punt ongegrond.
Het bezwaar van eiseres tegen de mededeling dat zij geen recht heeft op een nabestaandenpensioen acht verweerder niet-ontvankelijk, omdat de informatie in de brief alleen een oordeel over de stand van zaken was, en niet bedoelde een rechtsgevolg in het leven te roepen. Verweerder kan namelijk pas een besluit geven over het recht op nabestaandenpensioen als eiseres een aanvraag heeft ingediend op het door verweerder voorgeschreven formulier, en zo’n aanvraag heeft eiseres niet ingediend. In het verweerschrift herhaalt verweerder nog dat eiseres niet in aanmerking komt voor een nabestaandenuitkering omdat zij op het moment dat [de persoon] is overleden al de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt.
Het oordeel van de rechtbank
8. Het bestreden besluit bestaat uit twee onderdelen, die de rechtbank afzonderlijk zal bespreken.
De beslissing van verweerder over het nabestaandenpensioen
9. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder terecht heeft geoordeeld dat de mededeling in het besluit van 25 augustus 2015 dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering, geen besluit is waartegen eiseres bezwaar kan maken.
De rechtbank is van oordeel dat de mededeling wel een besluit is. De enkele reden dat eiseres geen aanvraag om een nabestaandenuitkering heeft gedaan op een daarvoor voorgeschreven formulier, maakt niet dat de mededeling dat zij geen recht heeft op nabestaandenpensioen (omdat eiseres op het moment van het overlijden van [de persoon] al de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt) niet op rechtsgevolg is gericht. Het beroep is om deze reden gegrond.
Eiseres heeft echter geen recht op een nabestaandenpensioen. In de Algemene nabestaandenwet is namelijk geregeld dat geen recht op een nabestaandenpensioen ontstaat als de echtgenoot overlijdt op of na de dag waarop de nabestaande de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Omdat duidelijk is dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering zal de rechtbank doen wat verweerder had moeten doen en het bezwaar van eiseres met betrekking tot het nabestaandenpensioen alsnog ongegrond verklaren.
De beslissing van verweerder over de overlijdensuitkering
10. Voor de toepassing van de AOW worden personen die duurzaam gescheiden leven, aangemerkt als ongehuwd. Deze personen hebben geen recht op een overlijdensuitkering als degene van wie zij duurzaam gescheiden leven, overlijdt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres terecht heeft aangemerkt als duurzaam gescheiden levend van [de persoon] .
Volgens het beleid van verweerder worden gehuwden als gescheiden levend aangemerkt als sprake is van een door echtgenoten ongewilde situatie waarbij de samenleving onmogelijk is geworden en feitelijk en (naar gangbare objectieve maatstaven beoordeeld) permanent is verbroken. Alleen als beide echtgenoten in die situatie aangeven dat zij als gehuwd willen worden aangemerkt, gaat verweerder daarvan uit. De rechtbank acht dit beleid van verweerder niet onredelijk.
In het geval van eiseres is het zo dat eiseres blijkens de telefoonnotitie van 20 januari 2015 heeft gezegd dat zij en [de persoon] als duurzaam gescheiden levend kunnen worden aangemerkt. Verweerder heeft eiseres vervolgens bij besluit van 17 februari 2015 een hoger AOW-pensioen toegekend dan zij tot dan toe had, omdat zij gescheiden leefde van [de persoon] . Eiseres heeft tegen dat besluit ook geen bezwaar gemaakt. Dat betekent dat verweerder er terecht van is uitgegaan dat eiseres en [de persoon] op het moment van zijn overlijden duurzaam gescheiden leefden. Verweerder heeft dan ook terecht geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een overlijdensuitkering op grond van de AOW.
Conclusie
11. Het beroep is gegrond. Verweerder moet eiseres daarom het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. Maar eiseres heeft geen recht op een nabestaandenuitkering of een overlijdensuitkering.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is geoordeeld dat het bezwaar van eiseres tegen het niet toekennen van een nabestaandenuitkering niet-ontvankelijk is;
  • verklaart het bezwaar van eiseres tegen het niet toekennen van een nabestaandenuitkering alsnog ongegrond en bepaalt dat dit deel van de uitspraak in de plaats komt van het bestreden besluit voor zover het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard;
  • bepaalt dat het bestreden besluit voor het overige in stand blijft;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Lammertink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige maatregel te treffen.