Uitspraak
19.3100 WUBO, 19/3101 WUV
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Centrale Raad van Beroep
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die beroep had ingesteld tegen twee besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Het eerste besluit, genomen op 19 april 2019, weigerde een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) omdat de appellant niet voldeed aan de criteria van verminderd functioneren ten opzichte van leeftijdsgenoten. Het tweede besluit, genomen op 24 mei 2019, betrof de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en ging over de ingangsdatum van de toegekende toeslag en voorzieningen. De appellant, geboren in 1941 en erkend als vervolgde, had eerder verzocht om toekenningen op grond van de Wuv, maar deze waren afgewezen. De Raad oordeelde dat de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs de afwijzing van de periodieke uitkering onderbouwden. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de eisen voor een periodieke uitkering en dat de ingangsdatum van de Wubo-toekenningen correct was vastgesteld. De beroepen van de appellant werden ongegrond verklaard.