Uitspraak
18 2207 PW, 18/4172 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 23 april 2018 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 1 januari 2017 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had zijn hoofdverblijf op een nieuw adres na ontruiming van zijn vorige woning. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant vanaf 17 april 2017 zijn hoofdverblijf had op het nieuwe adres, maar de appellant betwistte dit en stelde dat hij pas op 1 mei 2017 de sleutel van zijn oude woning had overhandigd. De Raad oordeelde dat de feitelijke woonsituatie bepalend is en dat de appellant geen ander verblijfadres had opgegeven dan het nieuwe adres. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag terecht de kostendelersnorm had toegepast op basis van een driepersoonshuishouden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en verklaarde het beroep tegen het nader besluit ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van concrete feiten en omstandigheden bij de beoordeling van het hoofdverblijf en de toepassing van de kostendelersnorm.