Uitspraak
18.3662 WW, 19/4027 WW
€ 1.024,59, dat een bedrag van € 14.664,46 teveel is ingevorderd en dit bedrag aan appellante zal worden terugbetaald.
OVERWEGINGEN
€ 14.664,46.
€ 1.066,52 aan buitengerechtelijke kosten en rente maakt dat niet anders. Voor restitutie van kosten en rente in het kader van de terugvordering dient appellante zich tot het Uwv te wenden. Gelet daarop, en gelet op het feit dat het Uwv volledig aan haar is tegemoetgekomen, heeft appellante geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep. Omdat appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken, zal het hoger beroep van appellante vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
21 december 2016 en 10 januari 2017 alsnog gegrond heeft verklaard en heeft bepaald dat appellante met ingang van 1 februari 2016 in aanmerking komt voor een WW-uitkering. Weliswaar was duidelijk dat het door het Uwv ingenomen standpunt aanvechtbaar was, maar ook daarvoor geldt dat dit geen uitzonderlijke omstandigheid is. De stellingen van appellante vinden evenmin steun in het door appellante genoemde arrest van de Hoge Raad van 13 april 2007, omdat daar sprake was van een andere juridische en feitelijke situatie. Niet is gebleken dat het Uwv kan worden verweten tot terugvordering te zijn overgegaan terwijl op dat moment al duidelijk was dat het terugvorderingsbesluit in een daartegen door appellante ingestelde bezwaarprocedure geen stand zou houden. Dit betekent dat appellante met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand een forfaitaire vergoeding toekomt volgens de bijlage van het Besluit.