ECLI:NL:CRVB:2019:4159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van Reguliere Individuele Begeleiding, klasse 3, die appellante ontving in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht, dat haar bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft dit oordeel bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende onderbouwd heeft dat zij naast de vergoede begeleiding zelf extra begeleiding heeft ingekocht. Het advies van een medisch adviseur biedt hiervoor geen steun, en de Raad oordeelt dat de begeleidingsbehoefte van appellante niet zonder meer leidt tot de conclusie dat zij extra begeleiding heeft ingekocht. De Raad heeft ook geoordeeld dat het verzoek van appellante om uitstel van de hoorzitting in bezwaar terecht is afgewezen, en dat zij voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt toe te lichten.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.