ECLI:NL:CRVB:2019:4138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake beëindiging ziekengeld en re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich per 29 december 2016 ziek had gemeld, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 7 augustus 2017 re-integratieverplichtingen opgelegd en op 31 januari 2018 het bezwaar van appellante tegen dit plan ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen en dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan naar de oorzaak van haar klachten. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang meer had, omdat het recht op ziekengeld per 20 oktober 2017 was beëindigd en er geen re-integratieverplichtingen meer bestonden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen mogelijkheid was om het gewenste resultaat te bereiken.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de voorwaarden waaronder dit kan bestaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.