ECLI:NL:CRVB:2019:4137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het medisch oordeel van het Uwv inzake ziekengeld en geschiktheid van functies
Op 18 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 25 juni 2014 ziek meldde na een bedrijfsongeval, had in hoger beroep aangevoerd dat hij lijdt aan zware depressiviteit en dat zijn pijnklachten niet goed gediagnosticeerd zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de toetsing ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd, omdat er geen aanknopingspunten waren om het oordeel van de rechtbank te betwisten. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was verricht en dat de informatie van de GGZ geen nieuwe gezichtspunten bood die de vastgestelde belastbaarheid van appellant konden wijzigen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.