ECLI:NL:CRVB:2019:4118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor huur- en zorgtoeslag op basis van tijdige aanvraag
In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van 8 februari 2016 om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van de huurtoeslag 2013 en zorgtoeslag 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat appellant deze niet binnen drie maanden na de beschikkingen van de Belastingdienst van 13 november 2014 en 10 juli 2015 heeft ingediend. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de bijzondere bijstand wel tijdig heeft aangevraagd, omdat hij door zijn bezwaar tegen de beschikkingen van de Belastingdienst uitstel van betaling heeft verkregen. Hij stelt dat het invorderingsbesluit van 18 januari 2016 als uitgangspunt moet dienen voor de aanvraag. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de aanvraag om bijzondere bijstand niet binnen de vereiste termijn is ingediend. Volgens vaste rechtspraak is er in beginsel geen recht op bijstand voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag.
De Centrale Raad bevestigt dat de aanvraag niet tijdig is ingediend, aangezien de kosten van terugbetaling van de huurtoeslag en zorgtoeslag al waren opgekomen vóór de aanvraag. De verwijzing naar eerdere rechtspraak door appellant wordt verworpen, omdat deze niet van toepassing is op zijn situatie. Het hoger beroep wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen in het proces-verbaal.