ECLI:NL:CRVB:2019:4077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en niet-gemelde inkomsten uit diverse activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die bijstand ontving, heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat hij inkomsten genereerde uit verschillende activiteiten, waaronder verkoop via Marktplaats, rommelmarkten, en online werkzaamheden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bijstand van de appellant per 17 juni 2014 terecht was ingetrokken en dat er een terugvordering van € 25.800,18 plaatsvond voor de periode van 17 juni 2014 tot 1 februari 2016.
De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand, omdat hij zijn activiteiten en inkomsten niet tijdig had gemeld. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om aan te tonen dat hij recht had op (aanvullende) bijstand, en niet die van het college om aan te tonen dat hij geen recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, aangezien hierdoor niet kon worden vastgesteld of de appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de Raad wees het verzoek om vergoeding van schade af. De griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend, waarmee de uitspraak officieel werd vastgelegd.