ECLI:NL:CRVB:2019:4076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW in verband met gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 juli 2017. De zaak betreft de herziening van het AOW-pensioen van de appellant, die in een gezamenlijke huishouding leeft. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.L.M. van Venrooij, heeft in hoger beroep betoogd dat de wijziging van zijn AOW-pensioen onterecht was. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de appellant vertegenwoordigd door mr. S. Herder. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelde dat de Svb het AOW-pensioen van de appellant terecht heeft aangepast naar de norm voor een samenwonende, met ingang van 9 november 2015. De Raad baseerde zijn beslissing op de bevindingen van de rechtbank, die concludeerde dat aan het criterium van wederzijdse zorg was voldaan, zoals blijkt uit de ingevulde checklist gezamenlijke huishouding. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en zijn partner gezamenlijk de kosten van hun huishouden dragen en elkaar ondersteunen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.