ECLI:NL:CRVB:2019:4076

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
17-5862 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW in verband met gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 juli 2017. De zaak betreft de herziening van het AOW-pensioen van de appellant, die in een gezamenlijke huishouding leeft. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.L.M. van Venrooij, heeft in hoger beroep betoogd dat de wijziging van zijn AOW-pensioen onterecht was. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de appellant vertegenwoordigd door mr. S. Herder. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelde dat de Svb het AOW-pensioen van de appellant terecht heeft aangepast naar de norm voor een samenwonende, met ingang van 9 november 2015. De Raad baseerde zijn beslissing op de bevindingen van de rechtbank, die concludeerde dat aan het criterium van wederzijdse zorg was voldaan, zoals blijkt uit de ingevulde checklist gezamenlijke huishouding. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en zijn partner gezamenlijk de kosten van hun huishouden dragen en elkaar ondersteunen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

17.5862 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 juli 2017, 16/2330 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 10 december 2019
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter en M. Hillen en Y.J. Klik als leden
Griffier: R.I.S. van Haaren
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. S.L.M. van Venrooij, advocaat, en [X.], begeleider. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Herder.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Dit betekent dat de Svb het AOW-pensioen van appellant met ingang van 9 november 2015 terecht heeft veranderd naar de norm voor een samenwonende.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Niet in geschil is dat appellant en X hoofdverblijf hadden op het adres van appellant. Gelet op de op 30 november 2015 ingevulde “Checklist gezamenlijke huishouding” heeft de rechtbank terecht geconcludeerd, anders dan appellant heeft betoogd, dat ook aan het criterium van wederzijdse zorg is voldaan. Uit de checklist volgt onder meer dat appellant en X ieder de helft van de huur en vaste lasten betalen, telefoon- en internetaansluiting op naam van X staan en door beiden worden gebruikt, appellant wast en zo nu en dan kookt voor beiden, zij regelmatig gezamenlijk boodschappen doen, de honden door appellant worden verzorgd en ook de kosten daaraan verbonden door hem worden betaald, X appellant helpt in verband met zijn epilepsie en dat appellant X verzorgt als hij ziek is. Geen aanleiding bestaat om appellant en X niet aan hun verklaring te houden. Enige druk hoort erbij, zolang die druk niet onaanvaardbaar is. Van onaanvaardbare druk is in dit geval niet gebleken.
Het hoger beroep slaagt niet. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) R.I.S. van Haaren (getekend) J.N.A. Bootsma
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip gezamenlijke huishouding.