Uitspraak
17.6599 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2016 ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De werknemer, die als eerste assistent-manager werkzaam was, viel op 19 juni 2014 uit met een burn-out. Na verschillende pogingen tot re-integratie, die niet succesvol waren, heeft de werknemer op 15 maart 2016 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft vervolgens de loonsanctie opgelegd, omdat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren. De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat het tweede spoor te laat is ingezet en dat de re-integratie-inspanningen inadequaat waren. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de werkgever ongegrond. De Raad oordeelt dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat er een reëel perspectief was op terugkeer in de eigen functie en dat de sollicitaties niet voldeden aan de beperkingen van de werknemer. De Raad wijst ook het verzoek om schadevergoeding af.