ECLI:NL:CRVB:2019:4049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke aanstelling van een ambtenaar vanwege bedrijfseconomische redenen en de beoordeling van de noodzaak tot bezuinigingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een ambtenaar, was tijdelijk aangesteld bij de gemeente [naam gemeente] en zijn aanstelling werd beëindigd vanwege bedrijfseconomische redenen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe ongegrond verklaard, waarbij het college de noodzaak van bezuinigingen voldoende aannemelijk had gemaakt. De Raad oordeelde dat de toetsing van een besluit tot niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband terughoudend dient te zijn en dat het college in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat de appellant niet aan de verwachtingen voldeed. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het bestreden besluit in rechte standhield. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.