Uitspraak
18.6448 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 12 december 2018 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van schade tot een bedrag van € 199,- en wijst het verzoek voor het overige af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 december 2018. De appellant had een aanvraag ingediend voor een scholingsvoucher om een opleiding tot vrachtwagenchauffeur te volgen, maar deze aanvraag werd afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv de afwijzing van de subsidie terecht had gehandhaafd, omdat appellant de opleiding niet had gevolgd en geen kosten had gemaakt waarvoor hij subsidie had kunnen ontvangen. De Raad verwees naar artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat niet toestaat om subsidieaanvragen definitief af te wijzen op basis van een schatting van budgetoverschrijding.
Appellant had wel kosten gemaakt in de aanloop naar de opleiding, zoals voor studiemateriaal en examens, en vorderde schadevergoeding. De Raad oordeelde dat het Uwv bereid was om de materiële schade van € 199,- te vergoeden, maar wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat appellant niet had aangetoond dat hij geestelijk letsel had opgelopen. De Raad concludeerde dat het beroep tegen het bestreden besluit niet slaagde, maar dat er aanleiding was om het verzoek om schadevergoeding gedeeltelijk toe te wijzen. De kosten van het bezwaar werden niet vergoed, omdat het Uwv het besluit niet had herroepen wegens onrechtmatigheid.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegekend en de noodzaak voor appellanten om hun schade te onderbouwen. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, met E.D. de Jong als griffier.