ECLI:NL:CRVB:2019:40
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verhoging persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1986 en met diverse aandoeningen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante woont bij haar ouders en ontvangt een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Regeling langdurige zorg. Het zorgkantoor had haar verzoek om verhoging van het pgb voor het jaar 2016 afgewezen, omdat het niet aannemelijk was dat de verleende bedragen onvoldoende waren voor de benodigde hulp bij het huishouden. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had verzocht om een verhoging van het pgb, maar het zorgkantoor stelde dat de totale bedragen van € 16.147,- voor 2016 en € 16.193,- voor 2017 voldoende waren om de benodigde hulp in te kopen. De Raad heeft in eerdere uitspraken al vastgesteld dat het zorgkantoor de juiste bedragen had vastgesteld en dat er geen reden was om aan te nemen dat de pgb's niet toereikend waren.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en L.M. Tobé en J.P.A. Boersma als leden, en is openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.