ECLI:NL:CRVB:2019:3956
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag door college van burgemeester en wethouders van Utrecht wegens onduidelijke financiële situatie en discrepantie in eigendomsoverdracht onroerende zaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellanten, die sinds 19 augustus 2003 bijstand ontvingen, hebben in 2015 en 2016 bijstand aangevraagd onder de Participatiewet (PW). Het college heeft de aanvragen afgewezen op basis van onvoldoende informatie over de overdracht van onroerende zaken in Turkije, die op naam van appellanten stonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet hebben aangetoond dat onroerende zaak 1 kosteloos is overgedragen aan hun zoon en dat de waarde van onroerende zaak 2 niet op de juiste wijze is aangetoond. De Raad oordeelt dat de appellanten niet voldoen aan hun informatieplicht, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De hoger beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd.