In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering heeft afgewezen. Appellant, geboren in 1978, heeft op 10 december 2014 een aanvraag ingediend, die op 3 februari 2015 door het Uwv werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 4 juni 2015 ongegrond verklaard, met als argument dat appellant in staat werd geacht ten minste 75% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en heeft rapporten overgelegd van verschillende deskundigen die zijn diagnose van een autisme spectrum stoornis (ASS) ondersteunen. De Centrale Raad van Beroep heeft een onafhankelijke deskundige, psychiater M. van Beem, benoemd om de situatie van appellant te beoordelen. Van Beem concludeerde dat de FML van het Uwv onvoldoende rekening houdt met de beperkingen van appellant en dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust. De deskundige heeft overtuigend aangetoond dat appellant, gezien zijn beperkingen, niet in staat is om op de arbeidsmarkt te functioneren. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het beroep gegrond en draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het Uwv ook de ingangsdatum van de uitkering moet vaststellen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.