ECLI:NL:CRVB:2019:3935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
18/4819 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functieplaatsing Operationeel Specialist B en C binnen de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in de functie van Operationeel Specialist B is geplaatst door de korpschef van politie. De appellant heeft betoogd dat hij in de referteperiode van 1 juli 2013 tot 1 juli 2016 onafgebroken tijdelijke werkzaamheden heeft verricht die voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Operationeel Specialist C. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 mei 2011 werkzaam was in een op schaal 9 gewaardeerde functie en vanaf dat moment als Teamleider Informatieverwerking op schaal 10. De korpschef heeft in 2013 besloten om appellant over te plaatsen naar de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd op schaal 10. De appellant heeft zijn belangstelling voor de functie van Operationeel Specialist C kenbaar gemaakt, maar de korpschef heeft hem niet in deze functie geplaatst.

De Raad heeft overwogen dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de referteperiode werkzaamheden heeft verricht die in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Operationeel Specialist C. De overgelegde documenten en e-mailberichten ondersteunen zijn standpunt niet, aangezien veel van deze stukken dateren van voor de referteperiode. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt.

De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, met A.A.H. Ibrahim als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2019.

Uitspraak

18.4819 AW

Datum uitspraak: 9 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
17 juli 2018, 17/1827 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. de Kamper hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Kamper. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.V.J. Mathura en G. Tunlai.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was tot 1 mei 2011 werkzaam in een op schaal 9 gewaardeerde functie en vanaf 1 mei 2011 als Teamleider Informatieverwerking, gewaardeerd op schaal 10. Voor het tijdvak van 21 december 2009 tot 1 mei 2011 is de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op Specialist Informatieverwerking. Vanaf 1 mei 2011 tot en met 31 december 2011 is die uitgangspositie bij aanvullend besluit van 31 augustus 2011 vastgesteld op Teamleider Informatieverwerking. Deze besluiten staan in rechte vast.
1.2.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef voor appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd op schaal 10. Door de uitspraak van de Raad van 13 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1420, staat ook dit besluit in rechte vast.
1.3.
Bij besluit van 1 december 2015 heeft de korpschef de oorspronkelijke functie van appellant vastgesteld op de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd op schaal 10.
1.4.
Appellant heeft voor de plaatsingsprocedure zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de functie van Operationeel Specialist C op drie verschillende plekken bij de Landelijke Eenheid.
1.5.
Nadat hij zijn voornemen hiertoe kenbaar had gemaakt en appellant zijn zienswijze naar voren had gebracht, heeft de korpschef bij besluit van 10 juni 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 maart 2017 (bestreden besluit), appellant als functievolger met ingang van
1 juli 2016 geplaatst in de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd in schaal 10, in de formatie van de [Eenheid] , met plaats van tewerkstelling [gemeente] .
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Voor het van toepassing zijnde toetsingskader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 21 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1843.
3.2.
In artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is bepaald dat indien de toepassing van hoofdstuk VII.b (Voorzieningen bij reorganisaties) of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat, het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, kan afwijken van dit hoofdstuk of van de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk.
3.3.
De Notitie tijdelijke tewerkstellingen in fase 2 (Notitie) en de Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016 (Aanvulling) vormen een uitwerking van de in artikel 55v van het Barp neergelegde hardheidsclausule voor situaties waarin een medewerker gedurende fase 1 van de reorganisatie (dus tot juli 2016) gedurende een periode van drie jaar tijdelijk was tewerkgesteld in een andere functie. Om in aanmerking te komen voor plaatsing in de gewenste functie dient aan vier cumulatieve criteria te worden voldaan:
- De betrokkene dient de door hem gevraagde LFNP-functie gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2016 ononderbroken uit te hebben geoefend. Volgens de Aanvulling moet de vraag of de gewenste functie daadwerkelijk is uitgevoerd, worden beantwoord aan de hand van de niveaubepalende elementen van die functie. Noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Deze zijn omschreven in het onderdeel “kern van de functie” in de betrokken LFNP-functie;
- De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker;
- De gewenste functie moet zijn ingericht in de nieuwe formatie. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het belang van de bedrijfsvoering ook na de reorganisatie worden gecontinueerd;
- Het functioneren van de medewerker dient voldoende te zijn.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de plaatsing van appellant heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften. Appellant kan zich evenwel niet vinden in het eindresultaat. Met een beroep op de Notitie en de Aanvulling betoogt appellant dat er aanleiding bestaat om hem te plaatsen in één van de door hem geambieerde functies van Operationeel Specialist C. Hij voert hiertoe aan dat de aan hem feitelijk opgedragen en door hem verrichte werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving van de functie van Operationeel Specialist B, die werkzaamheden een structureel karakter hebben en in ieder geval tot 2017 hebben voortgeduurd. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een groot aantal e-mailberichten en andere documenten overgelegd die zien op (de aard van) zijn werkzaamheden.
3.5.
Het zwaartepunt van de (kern van de) functie van Operationeel Specialist C is, zowel wat betreft praktijkinzet als de beleidsinzet, gelegen in het voeren van de – overall – regie. De Operationeel Specialist C analyseert knelpunten in de uitvoeringspraktijk en adviseert vanuit deze analyse over verbeteringen in de uitvoeringspraktijk. Hij organiseert, ondersteunt en begeleidt de implementatie (regie) van vastgestelde (nieuwe) kaders, werkwijzen, procedures, instrumenten, methoden en technieken en beleid, alsmede vastgestelde verbeteringen in de uitvoeringspraktijk. Hij analyseert, monitort en evalueert daartoe de voortgang en het effect van implementatie aan de hand van vastgestelde kwaliteits/duurzaamheidsindicatoren, analyseert de oorzaak van afwijkingen en adviseert over bijsturing. De Operationeel Specialist C initieert, bouwt, onderhoudt en regisseert op inhoudelijke samenwerking netwerken en verricht operationele sturing ten behoeve van de uitvoering en regisseert van plannen van aanpak voor opsporingsonderzoeken en onderzoekclusters en voor de aanpak van veiligheidsproblematiek waarin de specialisatie leidend is, alsmede voor plannen van aanpak van implementatie en regisseert de inhoudelijke samenwerking met partners op vastgestelde onderwerpen.
3.6.
Met de korpschef is de Raad van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de hier aan de orde zijnde referteperiode van 1 juli 2013 tot 1 juli 2016 onafgebroken tijdelijke werkzaamheden heeft verricht die in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Operationeel Specialist C. Veel van de door appellant overgelegde e-mailberichten en andere documenten dateren van – ruim – voor 1 juli 2013 en hebben geen betrekking op de referteperiode. De wel op de referteperiode betrekking hebbende stukken kunnen het standpunt van appellant niet dragen nu daaruit niet blijkt dat appellant werkzaamheden heeft verricht die behoren tot de niveaubepalende elementen van de functie van Operationeel Specialist C. Ter zitting heeft appellant desgevraagd uitdrukkelijk verwezen naar het zich onder de stukkende bevindende rapport ‘Proces Betrouwbaarheids- en Geschiktheidsonderzoeken (BGO) kort/lang’ van 31 oktober 2012. Nu dit rapport van ruim voor de referteperiode dateert kan dit rapport niet in de beoordeling worden betrokken. Ook het door hem overgelegde rapport ‘Tijdelijke werkprocedure screening kandidaten PA’ van 11 november 2013 biedt onvoldoende steun voor het standpunt van appellant. Dit rapport betreft een conceptversie en de auteur is M. Heesbeen. Dat appellant staat genoemd als samensteller en redactie maakt dit niet anders. Onder verwijzing naar het in 3.5 weergegeven zwaartepunt van de kern van de functie van Operationeel Specialist C stelt de Raad vast dat uit dit rapport niet volgt dat appellant hieraan heeft voldaan.
3.7.
Uit 3.6 volgt dat appellant geen geslaagd beroep kan doen op de Notitie en de Aanvulling. Van enige aanleiding tot toepassing van de hardheidsclausule buiten de Notitie en de Aanvulling om is de Raad evenmin gebleken.
3.8.
Voor zover appellant betoogt dat hij nimmer akkoord is gegaan met de toekenning van en overgang naar de functie van Operationeel Specialist B, treft dit betoog geen doel. De matching moet in het kader van de voorliggende procedure als een gegeven worden beschouwd.
3.9.
Uit 3.4 tot en met 3.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van A.A.H. Ibrahim als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) A.A.H. Ibrahim