ECLI:NL:CRVB:2019:3917
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding van de aan appellant toegekende vergoeding voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Op 5 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant, een vervolgde en uitkeringsgerechtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 6 februari 2019, waarin zijn verzoek om uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp, die oorspronkelijk was vastgesteld op maximaal een halve dag per week. Appellant had verzocht om uitbreiding naar twee dagdelen per week, maar de Raad concludeerde dat er geen beperkingen waren die deze uitbreiding rechtvaardigden. De artsen die de aanvraag beoordeelden, hadden geen medische noodzaak vastgesteld voor meer dan het al toegekende dagdeel huishoudelijke hulp. De Raad onderschreef het beleid van verweerder dat een vergoeding voor twee dagdelen alleen kan worden toegekend als er sprake is van significante medische beperkingen. Aangezien appellant niet voldeed aan deze voorwaarden, werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen.