ECLI:NL:CRVB:2019:3901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor ziekengeld op basis van de Ziektewet na beëindiging van het dienstverband
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die ziekengeld ontvangt op basis van de Ziektewet (ZW) na een ziekmelding op 9 november 2015. De appellant, die als orderpicker werkte, heeft na het eindigen van zijn dienstverband op 13 juni 2016 recht op ziekengeld aangevraagd. Een verzekeringsarts heeft op 13 december 2016 vastgesteld dat de appellant belastbaar is met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat de appellant vanaf 29 januari 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam in eerste aanleg bevestigd.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek niet voldoet aan de kwaliteitseisen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten, evenals zijn medicatiegebruik. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de dossiergegevens bestudeerd en zowel psychisch als lichamelijk onderzoek verricht. De Raad oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.
De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor de appellant en dat er geen reden is voor het aannemen van aanvullende beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de appellant in staat is om te werken binnen de gestelde beperkingen.