ECLI:NL:CRVB:2019:389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
17/4279 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke premiezaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat te laat was ingediend door de appellant, die in deze procedure werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.F.M. Gulickx. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, dat op 16 maart 2015 was genomen, waarin werd vastgesteld dat hij een bedrag van € 5.885,55 verschuldigd was over de periode van 1 juli 2010 tot 1 januari 2015. Het bezwaar werd door het CAK op 15 januari 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De appellant stelde in hoger beroep dat hij het besluit van 16 maart 2015 niet had ontvangen, waardoor hij niet eerder bezwaar kon maken.

De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. De Raad concludeerde dat het CAK het besluit op de juiste wijze had verzonden naar het toenmalige adres van de appellant, en dat de appellant niet had aangetoond dat hij het besluit niet had ontvangen. Hierdoor was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.4279 ZVW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
24 mei 2017, 16/3344 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

Datum uitspraak: 30 januari 2019
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Namens appellant heeft mr. P.F.M. Gulickx, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Gulickx. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 maart 2015 heeft CAK de eindafrekening bestuursrechtelijke premie opgemaakt. Daarbij is bepaald dat appellant over de periode van 1 juli 2010 tot 1 januari 2015 nog een bedrag van € 5.885,55 verschuldigd is.
1.2.
Appellant heeft tegen dit besluit op 31 juli 2015 bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 15 januari 2016 (bestreden besluit) heeft CAK het tegen het besluit van 16 maart 2015 gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar is te laat ingediend en niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard
.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn bezwaar tegen het besluit van 16 maart 2015 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat hij niet eerder bezwaar kon maken omdat hij het besluit van 16 maart 2015 niet heeft ontvangen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant te laat bezwaar heeft gemaakt. Ter zitting van de Raad is gebleken dat tussen partijen niet meer in geschil is dat CAK het besluit van 16 maart 2015 heeft verzonden naar het toenmalige adres van appellant. Hiermee is dit besluit op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
4.3.
De beroepsgrond van appellant dat hij het besluit van 16 maart 2015 desondanks niet heeft ontvangen dient beoordeeld te worden in de sleutel van artikel 6:11 van de Awb. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Het ligt op de weg van de geadresseerde dat vermoeden te ontzenuwen. Appellant is hierin niet geslaagd. Appellant heeft geen feiten naar voren gebracht op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Dit betekent dat van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van O.V. Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2019.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) O.V. Vries

LO