Uitspraak
17.4279 ZVW
CAK
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat te laat was ingediend door de appellant, die in deze procedure werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.F.M. Gulickx. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, dat op 16 maart 2015 was genomen, waarin werd vastgesteld dat hij een bedrag van € 5.885,55 verschuldigd was over de periode van 1 juli 2010 tot 1 januari 2015. Het bezwaar werd door het CAK op 15 januari 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De appellant stelde in hoger beroep dat hij het besluit van 16 maart 2015 niet had ontvangen, waardoor hij niet eerder bezwaar kon maken.
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. De Raad concludeerde dat het CAK het besluit op de juiste wijze had verzonden naar het toenmalige adres van de appellant, en dat de appellant niet had aangetoond dat hij het besluit niet had ontvangen. Hierdoor was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.