ECLI:NL:CRVB:2019:386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante ontving sinds 6 juni 2011 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellante niet had gemeld dat zij gehuwd was. Dit leidde tot de conclusie dat appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
Appellante betwistte de beslissing van het college en stelde dat de onderzoeksbevindingen geen voldoende basis boden voor de conclusie dat zij en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden. Het college stelde echter dat het aan appellante was om aan te tonen dat zij duurzaam gescheiden leefde. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende concrete en verifieerbare feiten had aangedragen om haar stelling te onderbouwen. De Raad bevestigde dat de echtelijke samenleving ook kan bestaan zonder feitelijk samenwonen, en dat niet samenwonen op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en oordeelde dat de gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd niet slagen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na verzending.