ECLI:NL:CRVB:2019:3837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van ziekengeld. Appellante had in eerste instantie een besluit van het Uwv aangevochten, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 3 december 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep instelde. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van haar hoger beroep, omdat het resultaat dat zij nastreefde, namelijk de toekenning van ziekengeld over de dagen 3 en 4 december 2016, geen feitelijke betekenis voor haar had. Appellante had in die week al ziekengeld ontvangen over vijf kalenderdagen, en volgens de Ziektewet wordt ziekengeld slechts over maximaal vijf dagen uitgekeerd.
De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op een beoordeling van haar hoger beroep, omdat het niet mogelijk was om ziekengeld over de zaterdag en zondag toe te kennen, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het Uwv appellante al eerder had gewezen op het ontbreken van een financieel belang.