ECLI:NL:CRVB:2019:3837

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
17/7127 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van ziekengeld. Appellante had in eerste instantie een besluit van het Uwv aangevochten, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 3 december 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep instelde. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van haar hoger beroep, omdat het resultaat dat zij nastreefde, namelijk de toekenning van ziekengeld over de dagen 3 en 4 december 2016, geen feitelijke betekenis voor haar had. Appellante had in die week al ziekengeld ontvangen over vijf kalenderdagen, en volgens de Ziektewet wordt ziekengeld slechts over maximaal vijf dagen uitgekeerd.

De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op een beoordeling van haar hoger beroep, omdat het niet mogelijk was om ziekengeld over de zaterdag en zondag toe te kennen, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het Uwv appellante al eerder had gewezen op het ontbreken van een financieel belang.

Uitspraak

17.7127 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 oktober 2017, 17/1577 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 november 2019
Zitting heeft: E.J.J.M. Weyers
Griffier: M. Graveland
Voor appellante is J.E. Eshuis ter zitting verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 1 november 2016 heeft het Uwv, in het kader van een eerstejaars ZW- beoordeling vastgesteld dat appellante met ingang van 3 december 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 5 mei 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4.1.
Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3360) bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4.2.
Appellante is naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding met ingang van (maandag) 5 december 2016 tot 17 juli 2017 weer ziekengeld toegekend wegens zwangerschapsklachten. Van 17 juli 2017 tot 24 oktober 2017 heeft zij een WAZO-uitkering ontvangen en aansluitend is haar over de maximale periode van 104 weken ziekengeld verstrekt. Met ingang van 22 oktober 2019 is aan appellante een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geweigerd.
4.3.
Het resultaat dat appellante met het hoger beroep nastreeft, namelijk de toekenning van ziekengeld over (zaterdag) 3 december 2016 en (zondag) 4 december 2016, heeft voor appellante geen feitelijke betekenis. Niet in geschil is dat appellante in de betreffende week reeds over vijf kalenderdagen ziekengeld heeft ontvangen. Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet wordt het ziekengeld over maximaal vijf dagen, en niet over de zaterdag en zondag, uitgekeerd. Met het hoger beroep kan daarom niet worden bereikt dat aan appellante over beide dagen alsnog ziekengeld wordt uitgekeerd. Appellante heeft daarom geen procesbelang bij een beoordeling van haar hoger beroep. Het hoger beroep moet niet- ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Reeds in de fase van bezwaar en beroep heeft het Uwv appellante gewezen op het ontbreken van een financieel belang. Appellante heeft er om haar moverende reden voor gekozen hoger beroep in te stellen tegen de aangevallen uitspraak.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
(getekend) M. Graveland (getekend) E.J.J.M. Weyers