Uitspraak
18.2142 PW
20 maart 2018, 17/4912 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
26 november 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een bijstandsuitkering ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het Drechtstedenbestuur. De intrekking was gebaseerd op het feit dat zijn zoon, die bij hem ingeschreven stond, in werkelijkheid bij zijn vader woonde, waardoor er sprake was van een kostendelerssituatie. De Raad heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand bij het bestuur lag. Het bestuur had waarnemingen gedaan en een huisbezoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de zoon regelmatig bij de appellant verbleef. De Raad oordeelde dat de waarnemingen en het huisbezoek rechtmatig waren en dat de appellant voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van het huisbezoek. De Raad concludeerde dat de zoon zijn hoofdverblijf bij de appellant had en dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.