ECLI:NL:CRVB:2019:3801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag ontheffing van werkzaamheden korpschef politie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanvraag van een ambtenaar, betrokkene, om ontheffing van werkzaamheden op basis van de 18-maandenregeling. De korpschef van politie had deze aanvraag afgewezen, omdat er op de peildatum van 1 juni 2017 sprake was van een onderbezetting van 0,06 fte. De rechtbank had de korpschef opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar de korpschef ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de peildatum van 1 juni 2017 de rechterlijke toets kan doorstaan en dat de korpschef de aanvraag om ontheffing van werkzaamheden opnieuw moet beoordelen op basis van de situatie op die datum. De Raad bevestigde dat er bij het vertrek van betrokkene een formatieplaats vrijkomt, wat betekent dat de korpschef moet onderzoeken of er een herplaatsingskandidaat beschikbaar is. Het verzoek van betrokkene om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het nog niet zeker is hoe het nieuw te nemen besluit zal luiden. De Raad veroordeelde de korpschef in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.792,- en bepaalde dat beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld.