In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland, die haar beroep tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering ongegrond verklaarden. Appellante was werkzaam als polikliniekassistente en heeft zich in 2010 ziek gemeld vanwege knie- en psychische klachten. Het Uwv heeft haar een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, maar deze is later beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en stelt dat haar medische situatie is verslechterd, wat niet voldoende is meegenomen in de beoordeling door de verzekeringsartsen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen als zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat de beperkingen van appellante correct zijn vastgesteld. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige, omdat appellante geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die de eerdere beoordelingen in twijfel trekt. De hoger beroepen van appellante worden afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank worden bevestigd.