Uitspraak
17.1548 WIA
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die als manager projecten werkte, had zich ziek gemeld met psychische en fysieke klachten en ontving een WGA-vervolguitkering. Het Uwv had haar uitkering verlaagd op basis van een medische beoordeling. Appellante betwistte de juistheid van deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, vooral na een breuk in haar linkerelleboog. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om aan de medische standpunten van de verzekeringsartsen te twijfelen. De Centrale Raad bevestigde dit oordeel, waarbij werd opgemerkt dat de door appellante ingebrachte medische informatie geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat de WGA-vervolguitkering van appellante terecht ongewijzigd was voortgezet. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.