Uitspraak
18.3138 WLZ
CIZ
OVERWEGINGEN
9 december 2016 heeft zij een aanvraag ingediend voor zorg op grond de Wet langdurige zorg (Wlz).
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft immers een ander doel en een ander wettelijk kader met andere criteria dan de medische beoordeling in het kader van de Wlz.De door appellante overgelegde brieven van haar neuroloog en internist leiden niet tot twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel dat zij in staat moet worden geacht om in noodsituaties zelf hulp in te schakelen. De door haar gestelde uitvalverschijnselen zijn door de medisch adviseurs reeds bij hun beoordeling betrokken. Zij hebben gemotiveerd toegelicht dat deze uitvalverschijnselen niet geobjectiveerd kunnen worden. Nu uit de medische adviezen volgt dat geen blijvende noodzaak tot permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in nabijheid kan worden vastgesteld, heeft CIZ zich terecht op het standpunt gesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een indicatie voor zorg op grond van de Wlz. De stelling dat Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) ten onrechte geen advies heeft uitgebracht en dat het bestreden besluit daarom onzorgvuldig is voorbereid slaagt niet, nu uit artikel 10.3.1, derde lid, aanhef en onder c, van de Wlz volgt dat het Zorginstituut kan meedelen dat het geen advies zal uitbrengen.
artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Appellante is namelijk in staat zelf hulp in te schakelen
– zij kan regie voeren, alarmeren, telefoneren en mail gebruiken – en zij kan vervolgens op hulp wachten. Dat appellante door het Uwv volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geacht en of zij baat kan hebben bij verdere behandeling maakt dit niet anders. Ten aanzien van de gestelde uitvalverschijnselen heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze door de medisch adviseurs bij het onderzoek zijn betrokken en dat gemotiveerd is toegelicht dat deze niet geobjectiveerd kunnen worden. Appellante heeft in hoger beroep geen medische stukken ingebracht die kunnen doen twijfelen aan de conclusies die de medisch adviseurs uit de onderzoeken hebben getrokken.
BESLISSING
W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019.