ECLI:NL:CRVB:2019:3757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage zorgverzekering voor verdragsgerechtigde in Spanje
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in Spanje woont, is als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft recht op zorg in zijn woonland ten laste van Nederland. Het CAK heeft vastgesteld dat de appellant op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een buitenlandbijdrage verschuldigd is. De appellant heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij eerder in bezwaar en beroep heeft aangevoerd, maar de Raad heeft geen nieuwe of andere gronden kunnen vaststellen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard en de Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank. De Raad heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De appellant heeft betoogd dat het huidige systeem van buitenlandbijdragen niet deugt, omdat hij zowel in Spanje als in Nederland een bijdrage betaalt voor zorg. Echter, de Raad heeft geconcludeerd dat de appellant geen wezenlijk nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en J.P.A. Boersma en H. Benek als leden, in aanwezigheid van griffier M. Graveland.