In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn aanvraag op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Appellant, geboren in 1983, had in 2012 een aanvraag ingediend, maar deze was door het Uwv buiten behandeling gesteld omdat hij geen toestemming had gegeven voor een onderzoek door een arbeidsdeskundige. Na bezwaar werd de aanvraag alsnog behandeld, maar het Uwv concludeerde dat appellant rond zijn achttiende levensjaar in staat was het minimumloon te verdienen, ondanks zijn ADHD en andere psychische klachten. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt.
De Raad heeft deskundigen ingeschakeld om de situatie van appellant te beoordelen. De deskundigen concludeerden dat appellant op zijn achttiende levensjaar beperkingen had, maar dat er onvoldoende bewijs was dat hij niet in staat was om het minimumloon te verdienen. De Raad oordeelde dat de rapporten van de deskundigen zorgvuldig waren en dat de conclusies van het Uwv, gebaseerd op deze rapporten, terecht waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden, en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.536,-. Tevens werd bepaald dat het Uwv het griffierecht van appellant vergoedt.