Bij invoering van de Zvw was het aanvankelijk de bedoeling om, zoals dat ook in de Ziekenfondswet was geregeld, van gemoedsbezwaarden die van verzekeringsplicht waren vrijgesteld een belasting te heffen, ter hoogte van de inkomensafhankelijke bijdrage die de gemoedsbezwaarde verschuldigd zou zijn geweest indien hij wel verzekeringsplichtig was en deze belasting in het Zorgverzekeringsfonds te storten (Kamerstukken II, 2004/05, 29 763,
nr. 7, blz. 37 e.v.). Naar aanleiding van een amendement van Van der Vlies
(Kamerstukken, II, 2004/05, 29763, nr. 31) is de keuze gemaakt om de geheven belasting niet in het Zorgverzekeringsfonds, maar op een spaarrekening van de gemoedsbezwaarde zelf te storten. Bij de aankondiging van het amendement had Van der Vlies opgemerkt:
“Ik doel op de mogelijkheid van een gebonden spaarrekening. De ingelegde gelden kunnen dan benut worden, terwijl de extra onkosten voor de betrokkene zijn.” (Kamerstukken II, 2004/05, 29 762 en 29 763, nr. 25, blz. 48). Het amendement is, voor zover hier van belang, als volgt toegelicht:
“Gemoedsbezwaarden zullen evenals verzekerden ziektekosten maken. Ten opzichte van verzekerden hebben zij een nadeel omdat zij deze kosten als gevolg van hun gemoedsbezwaren zelf dragen. Zij betalen wel premievervangende belasting, terwijl zij hier geen voordeel van hebben. Voor zover deze ziektekosten niet uitstijgen boven de premievervangende belasting die deze gemoedsbezwaarden betalen, is het redelijk hen recht te geven op vergoeding van deze ziektekosten uit de door hen betaalde bedragen aan premievervangende belasting. Als gevolg van dit amendement wordt de door de gemoedsbezwaarde extra betaalde belasting op naam van de gemoedsbezwaarde apart gezet op een rekening bij het College zorgverzekeringen. De vergoeding vindt op grond van het vierde lid van het voorgestelde artikel 69a [nu artikel 70] alleen plaats voor zover de vergoedingen niet uitgaan boven de door deze persoon betaalde inkomensafhankelijke bijdragen. (…) Van het saldo dat na aftrek van de tot uitkering gebrachte vergoedingen voor ziektekosten na afloop van een kalenderjaar van de inkomensafhankelijke bijdrage resteert, wordt een bedrag ter hoogte van de helft van de inkomensafhankelijke bijdrage naar het Zorgverzekeringsfonds. Het eventuele restant blijft staan ter beschikking van de gemoedsbezwaarde voor een volgend jaar.”