ECLI:NL:CRVB:2019:3645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.M. Overbeeke
- M.F. Wagner
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet gemelde gokinkomsten en stortingen van derden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die bijstand ontving, had geen melding gemaakt van gokinkomsten en stortingen van derden. Naar aanleiding van bankafschriften over de periode van 1 februari 2016 tot en met 30 april 2016, waarop meerdere stortingen zichtbaar waren, heeft een handhavingsconsulent een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, een huisbezoek op 7 juli 2016 en een hoorzitting op 24 februari 2017. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 7 maart 2017.
Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft op 9 juni 2017 de bijstand van appellant met ingang van 3 oktober 2013 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 51.873,88. Het college verklaarde de bezwaren van appellant tegen deze besluiten ongegrond, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn inkomsten uit gokken en ontvangen gelden van derden. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het ontbreken van een tolk tijdens het huisbezoek geen invloed had op de rechtmatigheid van de verkregen informatie.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat de appellant niet in staat was om inzichtelijk te maken welke bedragen hij had gewonnen en dat de kasstortingen op zijn bankafschriften geen volledig beeld gaven van zijn gokwinsten. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de gronden van appellant in hoger beroep niet overtuigend waren. Er was geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.