In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die sinds 11 november 2005 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, werd beschuldigd van het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden als thuiskapper. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft de sociale recherche van de gemeente Wageningen onderzoek gedaan, waaronder een huisbezoek op 16 maart 2016. De Raad oordeelt dat het huisbezoek onrechtmatig was, omdat er geen redelijke grond was voor het binnentreden in de woning van de appellant en er geen informed consent was verkregen. De bevindingen van het huisbezoek konden daarom niet worden gebruikt om de rechtmatigheid van de bijstandsverlening te beoordelen.
De rechtbank had eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen om de bijstand van de appellant te herzien en terug te vorderen, vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De Raad oordeelt dat de rechtbank niet onderkende dat de conclusie dat de appellant op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht, berustte op een onvoldoende feitelijke grondslag. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en herroept het besluit van 26 januari 2017, waarbij het college de bijstand had herzien en teruggevorderd. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van de appellant.