Uitspraak
18.5867 ZVW, 18/5868 ZVW
CAK
OVERWEGINGEN
artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 1 van Bijlage 2 bij de Awb (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) niet-ontvankelijk verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in hoger beroep ging, had bezwaar gemaakt tegen een boete die door het CAK was opgelegd wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De boete van € 382,50 was opgelegd na een aanmaning van het CAK op 4 september 2017. Echter, het CAK trok deze boete op 13 februari 2018 in, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de appellant tegen de boete.
De rechtbank had eerder de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het CAK ongegrond verklaard. De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij geen contract met het CAK had en twijfelde aan de onafhankelijkheid van de rechter en de griffier. Hij stelde ook dat er een onacceptabele vermenging van privaatrecht en publiekrecht had plaatsgevonden tijdens de zitting van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant geen gronden had aangevoerd die de eerdere uitspraak in twijfel trokken. De Raad bevestigde dat de zitting openbaar was en dat de appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten naar voren te brengen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.