ECLI:NL:CRVB:2019:3520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uwv, die was gebaseerd op de vaststelling dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde de eerdere beslissing van het Uwv. De Raad oordeelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 februari 2017, die gold per 21 december 2015, de medische situatie van appellante adequaat weergaf. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend toegelicht dat de medische informatie van de huisarts geen aanleiding gaf om meer beperkingen aan te nemen. De Raad oordeelde dat appellante geschikt was voor drie geselecteerde functies, ondanks haar klachten, en dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waren. De Raad verwierp ook het verzoek om inschakeling van een deskundige en bevestigde dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om wettelijke rente werd afgewezen.