ECLI:NL:CRVB:2019:3486

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
18/1832 AW-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake kostenvergoeding en proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, gevestigd in Duitsland, de Centrale Raad van Beroep verzocht om rectificatie van een eerdere uitspraak van 23 mei 2019. Appellante wees de Raad op kennelijke fouten in die uitspraak, met name het verzuim om reiskosten en verletkosten bij de proceskosten te betrekken, en vroeg om een beslissing over de integrale kostenvergoeding. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op het voornemen tot rectificatie. De staatssecretaris van Financiën heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen rectificatie, terwijl appellante haar zienswijze heeft ingediend.

De Raad heeft de ingediende zienswijzen beoordeeld en besloten de voorgenomen rectificatie door te voeren. Dit houdt in dat de kosten van het bezwaar, beroep en hoger beroep zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.866,91, waarbij de Raad de staatssecretaris heeft veroordeeld in deze kosten. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien voor een integrale proceskostenvergoeding of herstel van de beslissing over de dienstopdracht, omdat er geen sprake was van kennelijke fouten. Tevens is de naam van het oudste lid van de Raad gecorrigeerd in de uitspraak. De rectificatie is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.

Uitspraak

18/1832 AW, 18/1833 AW-R
Datum uitspraak: 31 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 23 mei 2019, 18/1832 AW, 18/1833 AW
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Duitsland (appellante)
de Staatssecretaris van Financiën (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft de Raad er schriftelijk op gewezen dat de uitspraak van de Raad van
23 mei 2019 een of meer kennelijke fouten bevat. Daarbij is verzocht de uitspraak te verbeteren. Zij heeft aangegeven dat is verzuimd om de reiskosten voor het beroep en hoger beroep en de verletkosten voor het beroep bij de proceskosten te betrekken, alsmede om een beslissing te geven over het verzoek om integrale kostenvergoeding. Ook heeft zij om herstel van de beslissing over de dienstopdracht verzocht.
De Raad heeft bij brief van 6 augustus 2019 partijen in de gelegenheid gesteld zich
schriftelijk uit te laten over het voornemen tot rectificatie van de uitspraak. Bij brief van
11 september 2019 heeft de staatssecretaris de Raad meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen rectificatie. Appellante heeft bij brieven van 18 oktober 2019 en
20 oktober 2019 haar zienswijze op de rectificatie kenbaar gemaakt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad ziet in het door appellante in haar zienswijze op de voorgenomen rectificatie aangevoerde geen aanleiding om af te wijken van de voorgenomen rectificatie zoals verwoord in de brief van 6 augustus 2019.
2. Dit betekent dat rechtsoverweging 7 zal worden vervangen door:
7.1.
De Raad ziet verder aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van appellante. De kosten van het bezwaar worden begroot op een bedrag van € 1.024,- aan kosten van rechtsbijstand. De kosten van het beroep worden begroot op een bedrag € 1.024,- aan kosten van rechtsbijstand, een bedrag van (424 km x € 0,28 )= € 118,72 aan reiskosten en een bedrag van € 103,07 als verletkosten van de echtgenoot
R. van Leeuwen. De kosten van het hoger beroep worden begroot op € 512,- aan kosten van rechtsbijstand en (304 x 0,28 =) € 85,12 aan reiskosten. In totaal derhalve
€ 2.866,91.
7.2.
Voor een vergoeding van de integrale kosten van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand ziet de Raad geen aanleiding. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 10 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4672, ontbreken in het geding over de weigering van vakantieverlof bijzondere omstandigheden die meebrengen dat strikte toepassing van de regeling onrechtvaardig uitpakt.
In het dictum zal de tekst achter het zesde gedachtestreepje worden gewijzigd in:
veroordeelt de staatssecretaris in de kosten van appellante tot een bedrag van
€ 2.866,91;
3. De Raad ziet geen aanleiding tot een integrale proceskostenvergoeding of tot een herstel van de beslissing over de dienstopdracht, nu geen sprake is van kennelijke fouten.
4. De Raad maakt tevens van de gelegenheid gebruik door de naam van het oudste lid te corrigeren.
5. Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 23 mei 2019 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2019.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) F. Demiroğlu
sg