ECLI:NL:CRVB:2019:3481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en beoordeling hoorplicht
Op 6 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, geboren in 1937, diende op 27 februari 2017 een aanvraag in, die op 15 mei 2017 werd afgewezen. Het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond, onder verwijzing naar een medisch advies dat stelde dat er geen noodzaak was voor 24-uurs zorg. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen schending van de hoorplicht was. Appellante had niet gereageerd op een uitnodiging voor een hoorzitting en had geen medische stukken overgelegd die de juistheid van het medisch advies konden betwisten.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar hoorplicht was geschonden en verzocht om benoeming van een deskundige. De Raad oordeelde dat er geen schending van de hoorplicht was, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn had aangegeven gehoord te willen worden. Ook werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan het medisch advies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.