In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, werkzaam bij de politie, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn functiegebonden toelage van 6% die hem was toegekend in verband met de noodzaak van continue bereikbaarheid. De korpschef had deze toelage per 1 juli 2016 stopgezet zonder een afbouwregeling te treffen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad kwam tot een andere conclusie.
De Raad oordeelde dat de korpschef niet aannemelijk had gemaakt dat de regeling waarop de toelage was gebaseerd door het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) was beoordeeld en dat er geen afbouwregeling was getroffen. De Raad stelde vast dat de toelage in dit geval was verleend zonder beperking in de tijd en dat deze deel was gaan uitmaken van de bezoldiging van de appellant. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van de appellant gegrond, met de opdracht aan de korpschef om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de Raad.
Daarnaast werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.304,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor een afbouwregeling bij beëindiging van langdurig toegekende toelages.