In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar aanvraag voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wajong 2010 was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld op 9 oktober 2017. De Raad oordeelt dat de deskundige geen noodzaak voor intensieve begeleiding bij appellante heeft aangetoond en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad stelt vast dat de redelijke termijn met een jaar en zes maanden is overschreden, volledig toe te rekenen aan het Uwv. De Raad kent appellante een schadevergoeding toe van € 1.500,- voor immateriële schade en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van € 512,-. De uitspraak is gedaan op 31 oktober 2019.